Inlaatkleppen bevinden zich naast of tegenover de uitlaatkleppen in de cilinderkop. Ze hebben twee functies. In open toestand wordt vanuit het inlaatspruitstuk via de inlaatkanalen brandstof-luchtmengsel langs de inlaatkleppen naar de verbrandingsruimte gevoerd. In gesloten toestand vormen de inlaatkleppen juist de afscheiding tussen het inlaatspruitstuk en de verbrandingsruimte.
De nokkenassen openen de inlaatkleppen al vóór het begin van de inlaatslag. Zo kan het brandstof-luchtmengsel in de verbrandingsruimte stromen. De inlaatkleppen sluiten aan het begin van de compressieslag.