Kleppen

Een automotor heeft inlaatkleppen en uitlaatkleppen, die een essentiële rol spelen in het arbeidsproces van de motor. De algemene functie van een klep bij een automotor is: het doorlaten van vloeistof of gas (in open toestand) of het juist tegenhouden van een vloeistof of gas (in gesloten toestand). In de cilinderkop bevinden zich voor iedere cilinder minimaal één inlaatklep en één uitlaatklep.
Bij kleppen kunnen zich diverse defecten voordoen. Alle defecten hebben tot gevolg dat de motor niet meer goed functioneert. Kleppen zijn bijvoorbeeld door hun vorm en plaatsing in de motor uiterst temperatuurgevoelig. Als de motor oververhit raakt, kan dat resulteren in een verbrande klep.
De klep sluit dan niet meer af en in de betreffende cilinder kan geen druk meer worden opgebouwd., waardoor de cilinder uitvalt. Bij doorrijden op een cilinder minder ontstaat er een flinke onbalans in de motor. Dat is erger naarmate een motor minder cilinders heeft en geeft extra slijtage, omdat de rest van de motor harder moet werken.
Een klep kan ook lekken en op den duur verbranden doordat de klepgeleider is versleten. Als de distributieriem knapt, kunnen de zuigers de kleppen raken. Dit heeft vrijwel altijd ernstige motorschade tot gevolg.