Richtingaanwijzers zijn bedoeld om het andere verkeer te laten zien waar u naartoe wilt gaan. De werking van de richtingaanwijzers kan worden gecontroleerd aan de hand van het controlelampje in het instrumentenpaneel. Sommige auto's hebben twee controlelampjes, één voor elke richting.
Als het controlelampje sneller knippert dan normaal, is er waarschijnlijk een lampje van een van de richtingaanwijzers defect. Als het controlelampje helemaal niet werkt, dan is het relais van de richtingaanwijzer defect of is de betreffende zekering doorgebrand.
De richtingaanwijzerschakelaar kan ook defect raken. Een defecte schakelaar moet worden vervangen, ook als een van de andere andere, daarin geïntegreerde functies uitvallen. Hiervoor moet het stuurwiel worden gedemonteerd. Een defecte schakelaar kan kortsluiting veroorzaken.