Turbo

Een turbo (eigenlijk: uitlaatgasturbo) is een soort luchtpomp, die zich in het uitlaatsysteem van een auto bevindt. De turbo voert inlaatlucht naar de verbrandingsruimtes.
De werking is als volgt: de energie uit de uitlaatgassen drijft een turbinewiel aan. Op dezelfde as als het turbinewiel zit het compressorwiel. Als het turbinewiel gaat draaien, wordt het compressorwiel aangedreven. Het compressorwiel drukt de inlaatlucht in de verbrandingsruimtes.
Het vermogen van een turbomotor is hoger dan dat van een 'atmosferische motor', waarbij het brandstof-luchtmengsel tijdens het rijden wordt aangezogen. Doordat de inlaatlucht naar binnen wordt gedrukt, wordt er per arbeidsslag meer brandstof-luchtmengsel verbrand. Een intercooler kan dit nog verder verbeteren.
De wielen van een turbo draaien met een heel hoog toerental. Daarom is het belangrijk om de motor vóór het afzetten nog zo'n 15-20 seconden te laten draaien. Dan kunnen het turbinewiel en het compressorwiel tot stilstand komen en worden de lagers gesmeerd tot het moment dat de motor (en daarmee ook de oliepomp) wordt uitgezet. Door te weinig olie of vervuilde olie kan een turbo defect raken, wat direct te merken is aan vermogensverlies.